Op onze ongeplande rustdag in Nelson hebben we ’s ochtends nog even een kopje koffie gedronken met de Engelse Ben en Nathalie, mede Te Araroa lopers die ook de Richmond Ranges niet in konden. Samen met hen zijn we nog even bij het lokale DOC kantoor informatie gaan inwinnen over het weer. Maar daar zijn we niet heel veel wijzer van geworden. De dame achter de balie zei letterlijk: “ja, er komt een depressie aan, maar wat het weer daarna gaat doen, niemand die het weet…”. Vervolgens kwam Nathalie met het idee om op zoek te gaan naar de ring. Welke ring vroegen wij heel onschuldig. Hadden we niet moeten doen. Het blijkt dat de echte ring die gebruikt is in de Lord of the Ring films door een juwelier uit Nelson is gemaakt en die ring kun je dus bekijken. Dus met zijn vieren zijn we op zoek gegaan naar de ring, en we hebben ‘m nog gevonden ook: een of andere rare, extreem grote ring. Voor LOTR fans vast erg leuk.
’s Middags zijn we nog even naar het Centre of New Zealand gelopen: een uitzichtpunt op een heuvel net buiten Nelson die door geografen wordt gebruikt als referentiepunt, waar het ook de naam aan dankt. De dag hebben we vervolgens weer afgesloten in stijl: we hebben genoten van een heerlijke pizza bij Stefano’s.
St. Arnaud
Dinsdagochtend hadden we om 10:00 uur de bus van Nelson naar St. Arnaud. Toen we bij de i-SITE aankwamen, stond er al een Duits stel dat we eerder ook al hadden gezien te wachten. Zij hadden ook een bus geboekt, zelfde tijd, andere maatschappij. Uiteindelijk kwam hun bus om 10:10 uur aanrijden, en stonden wij ook op de lijst van passagiers. Geen idee hoe dat werkt, maar ons hoor je er niet over. Een kleine anderhalf uur later stonden we in St. Arnaud. Omdat het nog te vroeg was om naar onze luxe kamer in de Alpine Lodge te gaan, zijn we naar het Rotoiti Meer gelopen en de verplichte foto gemaakt bij de aanlegsteiger. Vlakbij het meer was ook het Visitor Information Center, daar hebben we nog even gevraagd naar de stand van de rivieren. Volgens de dame achter de balie zouden we geen moeilijke rivieroversteken krijgen. Afgaande op wat we van andere lopers hebben gezien en gehoord waren wij niet zo zeker of deze dame wel volledig op de hoogte was van de Te Araroa, maar goed. Vervolgens zijn we naar de benzinepomp gelopen (tegenover de Alpine Lodge gelegen, St. Arnaud is een erg klein dorpje). Van één van de lopers van vorig jaar hadden we gehoord dat ze daar erg goede hamburgers hebben. Volgens haar zelfs de beste langs de Te Araroa. Dus dat moesten we zelf ook maar even uitproberen vonden we. Een uur later: het moet gezegd, de hamburger was erg goed. Of het de beste is/was durven we nog niet te zeggen, maar dat deze burger hoog scoort moge duidelijk zijn.
Gelukkig was het toen wel laat genoeg om naar onze kamer in de Alpine Lodge te kunnen. Bij de check-in hebben we gelijk onze etensdoos opgehaald (yeah,.. ook doos 2 is aangekomen). Omdat we geen trek hadden in ons eigen eten, zijn we ’s avonds nog maar een keer uit eten geweest, bij de Alpine Lodge. Lekker dichtbij dus. En ook nog eens erg goed en betaalbaar. Jammer dat we hier maar één nacht verblijven, maar wie weet komen we er nog eens terug.
Regen op komst
Woensdag beloofde een erg natte dag te worden. Voor verschillende gebieden aan de westkust was een weerwaarschuwing gegeven in verband met de verwachte hoeveelheid regen. Volgens de weersverwachting zou de eerste/ergste regen rond het middaguur bij St. Arnaud aankomen. Wij wilden voor die tijd dus al de nodige meters gemaakt hebben. Om klokslag half zeven verlieten we de Alpine Lodge en zijn via de route van de Te Araroa naar het meer gelopen. Daar hebben we opnieuw wat foto’s gemaakt, voordat we aan de wandeling langs de oever van het meer zijn begonnen. Na twee uur lopen kwamen we aan bij de Lakehead Hut. Een schitterende hut voor 27 personen. Omdat het nog steeds droog was, voor ons slechts een korte stop. We zijn daarom snel doorgelopen naar de John Tait Hut (de eerste hut die is gebouwd in deze regio). De route volgde een pad over een grote open grasvlakte in een steeds nauwer wordende vallei. Erg mooi, maar potentieel ook erg nat, aangezien we verschillende droge rivierbeddingen moesten oversteken. Na ongeveer een uur gelopen te hebben begon het ligt te regenen. Na de grote Traverse River via een hangbrug overgestoken te hebben, volgde de route de rivier stroomopwaarts. Een mooie route, met op punten erg mooie uitzichten. Jammer dat het wat regende en we het fototoestel weggestopt hadden in onze tas. Op een gegeven moment kwamen we bij een grote wash-out (landverschuiving). Hoewel er een bord stond dat er een alternatieve route was, hebben we die niet kunnen vinden en dus zijn we gewoon langs de rivier, onder de landverschuiving langs geklauterd. Niet veel later kwamen we op een plek waar de rivier hard bezig is het pad op te eten. Dus al hangende aan bomen konden we nog net droge voeten houden. En ja, het is nog steeds een erg mooie route. Rond 14:00 uur kwamen we uiteindelijk aan bij de John Tait hut. We doen de deur nog niet achter ons dicht, of de lichte regen gaat over in harde regen, wat het de rest van de dag zou blijven doen.
Omdat het wat fris was in de hut, wilde Jasper een vuurtje stoken. Komt hij er achter dat er geen gas meer in de aansteker zit en dus dat we niets hebben om het vuur mee aan te steken. Snik. Gelukkig was de redder in nood nabij: Tessa, 18 jaar geleden van Nederland naar Australië verhuisd kwam de hut binnen lopen, met een aansteker. Dus het vuur kon aan en was ook zo aan. Hoewel het binnen no-time behaaglijk warm was in de hut, besloot Tessa toch nog verder te lopen (terwijl het zo hard regende buiten…). Vlak daarna kwam er nog een andere Te Araroa loper binnen die zijn vader en dochter mee bracht. Dus toch nog wat vulling voor de hut vannacht.
Verder de berg op
Omdat we donderdag niet heel ver wilden lopen, slechts naar de volgende hut, hebben we wat uitgeslapen. Toen alles ingepakt was, zijn we eerst nog even een stukje terug gelopen om -nu het droog was- een waterval op de foto te zetten. Om 9:10 uur zijn we uiteindelijk vertrokken richting de Upper Traverse Hut. Wederom een erg mooie route, waarbij je constant langs de rivier loopt. Waar een enorme hoeveelheid water door naar beneden stroomt. Op punten zo hard, dat we moesten schreeuwen om elkaar te verstaan. Het enige nadeel van de route was dat er zich, door de regen van gisteren en vannacht, nogal wat plassen en rivieren op het pad hadden gevormd. Hoewel we probeerden om onze voeten droog te houden, was dat soms gewoon niet mogelijk.
Na iets minder dan een uur gelopen te hebben, hebben we een kijkje genomen bij de Traverse Falls. Een grote waterval, maar om deze goed op de foto te krijgen moesten we wel heel ver afdalen (en dus weer terug omhoog klimmen) en daar hadden we geen zin in. Verder op het pad moesten we veel beekjes oversteken en zelfs één keer een soort van traverseren om langs een paar grote rotsen te komen. Best leuk als je op de glibberige rotsen staat met een snelstromende rivier onder je. Vlak daarna zagen we in de verte de Upper Traverse Hut liggen. Waar we via een grasvlakte naar toe liepen. Dit laatste stuk was ook nog een uitdaging, omdat er zich overal grote plassen hadden gevormd en we probeerden enigszins droog bij de hut te komen. De Upper Traverse Hut is overigens een geweldige hut: ruim, aparte slaapvertrekken en vooral een heel mooi uitzicht. Aangezien het erg mooi weer was, hebben we even getwijfeld om niet direct door te gaan naar de Traverse Sabine. Het was echter of vandaag een korte dag of morgen (om daarna goed uit te komen). En aangezien we vanochtend al later vertrokken waren, zijn we maar in de Upper Traverse Hut gebleven.
Onze eerste bergpas
Vanaf de Upper Traverse Hut zijn we naar West Sabine Hut gelopen. Met ongeveer 8 kilometer klinkt dit niet heel ingewikkeld, ware het niet dat we eerst nog een bergpas over moesten. Vanaf de Upper Traverse Hut (1334m) begon het pad vrij nat: door alle regen van gisteravond stonden delen van het pad onderwater. Droge voeten houden zat er dus niet in. Na ongeveer 20 minuten lopen, kwamen we aan bij de voet van de klim, van waar het een paar honderd meter steil omhoog was via een boulderveld. Niet heel ingewikkeld. De klim vlakte daarna snel af waarna het makkelijk lopen was naar het hoogste punt Traverse Saddle (1787m). Hier hadden we echt een geweldig uitzicht! Hier hebben we lang op moeten wachten, maar dit is toch één van de redenen waarom we de Te Araroa zijn gaan lopen. Hadden we al gezegd dat het een mooi uitzicht was? Nee, nou dat was het dus.
Na ongeveer een half uur op het hoogste punt gezeten te hebben, zijn we begonnen aan de afdaling. Een lange afdaling. Eerst via een paar bouldervelden, waar Marjon besloot er ondersteboven, achterstevoren bij te gaan liggen (als een schildpad op z’n rug). Na de bouldervelden volgde een lange, steile, soms behoorlijk glibberige afdaling door een bos. Eenmaal ‘beneden’ volgde de route een rivier die plots in een diepe canyon verdween om daarna weer verder af te dalen naar de West Sabine Hut (687m).
Na geluncht te hebben bij de West Sabine Hut zijn we verder gelopen, de Sabine River West Branch stroomopwaarts gevolgd. Wederom een erg mooi pad, dat afwisselend langs de rivier en door het bos liep. Daarbij moesten we wederom verschillende lawinepaden oversteken. Doordat we inmiddels alweer flink aan het klimmen waren, werd het uitzicht er met de minuut beter op. Na ongeveer drie uur lopen, kwamen we aan bij Blue Lake Hut (1199m). Blue Lake zelf, dat op zo’n 100m van de hut ligt, viel ons eigenlijk wat tegen. Maar de bijzonderheid is dan ook niet direct met het oog te zien. Het meer is namelijk één van de (al dan niet het) helderste meren ter wereld: het heeft een helderheid van 70 tot 80 meter, dat door geen ander meer ter wereld is geëvenaard. Wel hebben tropische wateren en bijvoorbeeld kraanwater een vergelijkbare helderheid. Om vervuiling van Blue Lake tegen te gaan, zit er tegenwoordig permanent een warden in de Blue Lake Hut, waar we ’s avonds nog een praatje mee hebben gemaakt.
Douchen onder een waterval
Zaterdag was het plan om van Blue Lake Hut de Waiau Pass (1870m) over te steken. Het weer was goed, en toch hebben we het niet gedaan. Vanaf Blue Lake Hut hebben we de route verder omhoog gevolgd, eerst naar het uitkijkpunt over Lake Constance. Vanaf het uitkijkpunt waren we de route markers kwijt en hebben we behoorlijk wat tijd verspild door een puinhelling te beklimmen en weer af te dalen en weer te beklimmen totdat we de juiste route hadden gevonden. Vanaf daar liep de route hoog boven Lake Constance langs om aan het einde van het meer via twee hele steile puinhellingen weer af te dalen naar het meer. Na nog een klein stukje langs het meer gelopen te hebben, kwamen we aan bij een vlakte en die vonden we zo mooi (voor de omgeving: volledig omringd door hoge bergen, een grote waterval en een meer) dat we besloten dat we hier wel moesten blijven: de nacht doorbrengen op zo’n locatie doe je immers niet vaak, ook al betekent dat dat we vandaag maar 3 kilometer hebben gelopen.
Omdat we dus opeens tijd over hadden, hebben we eerst uitgebreid geluncht om daarna moeder natuur haar douche uit te proberen: vlak naast onze tent was namelijk een grote waterval. Heerlijk om onder te staan, brrrr… wat een koud water was dat zeg, maar we ruiken weer fris en fruitig. Na de middag heerlijk rustig doorgebracht te hebben, hebben we vroeg gegeten om daarna vroeg ons bed in te duiken. Reden: de wekker liep om tien uur af. Niet ’s ochtends, maar ’s avonds. Waarom? Om sterren te fotograferen, althans dat hopen we. Enige vereiste is dat er geen wolken over zouden komen drijven, en dat hebben ze gelukkig ook niet gedaan. Dus Jasper heeft zich een uur lang kunnen uitleven om daarna het bed echt weer in te duiken.
Waiau Pass
De wekker liep om 4 uur in de ochtend af. Eigenlijk iets te vroeg. Het plan was namelijk om vroeg te vertrekken, alleen hadden we geen zin om in het donker een steile helling te beklimmen, dus hebben we rustig aan gedaan om uiteindelijk om 5:30 uur te vertrekken. Na een kwartier in de schemering gelopen te hebben, stonden we aan de voet van een enorme puinhelling. Oftewel aan de voet van een lange en vooral steile klim. De route liep namelijk loodrecht de puinhelling op, met af en toe een klein zigzagje, maar vooral recht omhoog. Na zo’n 45 minuten klimmen, denk je er te zijn, maar dan volgt er een klein plateau om daarna een tweede puinhelling in zicht te krijgen. Vanaf het plateau hadden we een goed uitzicht over Lake Constance, maar er lang van genieten zat er niet in aangezien er de echte top nog op ons wachtte. De tweede puinhelling koste ons nog eens zo’n 45 minuten, maar toen we die eenmaal bedwongen hadden, waren we ook echt boven (op 1870m). Wat een uitzicht. Echt geweldig!
Na een hele tijd op de top gezeten te hebben, zijn we maar eens aan de afdaling begonnen. We hadden gehoord dat er wat rotsblokken bedwongen moesten worden, we hadden er echter geen idee van dat een groot deel van de afdaling één grote klimpartij was. Heel mooi, maar tegelijkertijd ook echt idioot. één misstap en het was voorbij. Gelukkig hebben we geen misstap gemaakt en zijn we heel over de rotspartij gekomen. Dan denk je er te zijn, en dan volgt er nog een lange, steile, op punten glibberige afdaling naar de rivier. Pas wanneer het pad bij de rivier uitkomt, wordt het wat makkelijker, Hoewel er dan opeens weer verborgen gaten opduiken langs de kant van het pad. Het blijft dus opletten geblazen. Maar zonder in de rivier gekatapulteerd te worden zijn we beneden gekomen, waar we op de onofficiële campsite bij de Waiau Forks hebben geluncht om daarna verder te lopen maar de nieuwe Waiau Hut. Het eerste stuk was heel erg slow-going via een aantal hele lange lawinepaden/puinhellingen. Maar gelukkig kwam er na heel wat geklauter een eind aan de puinhellingen om daarna langs de rivier verder af te dalen (afwisselend door het bos en door open landschap). Een ideaal pad om snelheid te maken, ware het niet dat er af en toe nog een rivier overgestoken moest worden (waarvan sommige best snel stroomden, ondanks het lage waterpeil). Ondertussen bleven we maar genieten van het landschap, dat zich langzaam maar zeker voor ons opende. Na iets minder dan 3 uur lopen kwamen we aan bij de Waiau Hut (871m). Een hut die pas een paar maanden open is en nog nieuw ruikt. Met maar 6 bedden was de hut te klein voor de aanwas van lopers vandaag. Gelukkig waren wij als eerste in de hut en konden we dus twee goede bedden uitzoeken. Terwijl alle bedden inmiddels vol waren, kwamen er meer mensen aan. Waarom er toch mensen zijn die gewoon op de grond van de hut gaan liggen terwijl het buiten hartstikke mooi weer is, is ons een raadsel…
De vallei opent zich
Hoewel de vallei zich gisteren al langzaam voor ons opende, spreidde de open vlakte tussen de bergen zich vandaag nog verder voor ons uit. De uitzichten waren opnieuw fantastisch, maar verder was de wandeling niet heel bijzonder: een groot deel van de route liep over een 4wd track, vals plat omlaag, waar we dus goed door konden lopen. Ter afwisseling mochten we zo af en toe een beek/rivier oversteken. Sommige rivieren hadden best een sterke stroming (zoals de Ada River), maar waren nu prima te doorwaden. Vlak na de Ada River kwam de route op de St. James Pathway uit. Niet dat de ondergrond erg veranderde: het bleef vooral een 4wd track met af en toe een looppad, waaronder weer een leuke hangbrug. Vlak na de hangbrug kwamen we uit bij Anne Hut, een grote, redelijk recent gebouwde hut. Terwijl wij in Anne Hut zaten te lunchen, hebben we ons zitten afvragen of we nog een stukje zouden lopen (het was immers nog vroeg), of toch maar in de hut zouden blijven. Het is uiteindelijk het laatste geworden.
Anne Saddle
Vanaf Anne Hut (890m) liep de route naar Anne Saddle (1136m). Voornamelijk door een open landschap. Een smal pad dat door hoge grasvelden liep, waarbij het gras af en toe meer op een moeras leek dan op een grasveld. Gelukkig lagen er op een aantal plekken vlonders, maar droge voeten houden zat er dus weer niet in deze ochtend.
De route volgde de Anne River stroomopwaarts. Het blijft bijzonder om te zien wat een schade een relatief kleine rivier kan aanrichten: sommige delen van het pad waren namelijk volledig opgegeten door de rivier, waardoor we één keer zelfs even moesten zoeken naar de juiste route. Maar nergens was het pad moeilijk en we liepen vrij makkelijk naar Anne Saddle.
De afdaling was niet heel anders dan de klim: af en toe een stukje bos, maar vooral een smal slingerend pad door een open graslandschap. Je zou haast denken dat het gaat vervelen, ware het niet dat de bergen aan weerszijden van de vallei nog steeds zorgen voor een mooi uitzicht. Na iets minder dan vijf uur gelopen te hebben, kwamen we aan bij Boyle Flat Hut (805m). Hoewel het nog vroeg was (12:00 uur), zijn we daar toch maar gebleven. Enerzijds omdat we het te warm vonden om verder te lopen en anderzijds omdat we morgen een near zero day willen doen (12km naar Boyle Village), daar onze etensdoos ophalen om de rest van de middag verder niets te doen. Daarom hadden we vandaag ook een hele middag ‘vrij’. Hoewel de tijd voorbij vliegt, hebben we alvast wat kleren gewassen, heeft Marjon haar schoen geflost (lees: gerepareerd met flosdraad) alsmede onze stadsrugzak gerepareerd.
Boyle Village
Op woensdag hebben we nog het laatste stuk naar Boyle Village gelopen. Een kleine 13 kilometer langs de Boyle River. Door bos en open graslandschap. Niet heel anders dus dan de eerdere dagen. Wat wel anders was, was dat we uitkwamen in de bewoonde wereld: een weg, internetverbinding en een outdoor centrum waar onze etensdoos klaar lag. Omdat de middag toch te heet was om te lopen, hebben we bij dit outdoor centrum geluncht en onze elektronica opgeladen, om daarna toch maar te besluiten om bij het outdoor centrum te blijven. Morgen maar weer eens kilometers maken…
0 reacties