Op onze rustdag in Wanaka hebben we Marjon voorzien van nieuwe schoenen, weer een ander merk en weer een andere kleur (helaas nog geen nieuwe sokken…) en hebben we genoten van heerlijk eten: ’s ochtends zijn we begonnen met een smoothiebowl bij Dripping Bowl (een foodtruck). Omdat dat toch wel erg gezond was, zijn we ’s middags maar wat vet wezen inslaan bij Red Star Burger om ’s avonds een pizza te eten met als toetje een crèpe bij Charlie Brown (ook weer een foodtruck). Oh, en tussendoor hebben we nog taart, een zak chips en een zak chocolade koekjes gegeten. Dus mocht iemand zich nog zorgen maken dat we niet voldoende eten…
Met onze buiken weer gevuld, zijn we maandag weer verder gelopen. Vanaf Wanaka volgde de Te Araroa de oever van Lake Wanaka in zuid-westelijke richting naar Glendhu Bay. Zo’n 15 kilometer over een mooi fiets- en wandelpad. Onderweg hadden we mooie vergezichten over Lake Wanaka, waaronder ‘That Wanaka Tree’, een veel gefotografeerde boom die in het meer staat. Na 15 kilometer zijn we de Motatapu Road ingeslagen om na 2,5 kilometer uit te komen bij de start van de Motatapu Alpine Road. Na een paar wraps als lunch gegeten te hebben, zijn we aan de klim naar Fern Burn Hut begonnen. Het eerste deel liep over boerenland (boerderij met herten), wat een makkelijke route vals plat omhoog was. Na ongeveer een half uur (toen we het Stack Conservation Area inliepen), begon het pad langs de Fern Burn flink te stijgen. Eenmaal boven de boomgrens, kregen we weer wat korte afdalingen, maar netto bleef het pad stijgen tot aan de Fern Burn Hut (741m, Wanaka ligt op 248m). Hoewel het ‘slechts’ 15:00 uur was, en we nog wel door hadden gekund naar de volgende hut (op slechts 4 uur, wat waarschijnlijk minder is aangezien we hier ook onder de DOC tijd zaten) vonden we het wel best en zijn in de Fern Burn Hut gebleven. Waar we onszelf maar eens hebben verwend met een appeltaart en warme chocolademelk als toetje. Tja, Marjon had al zo lang niets gebakken, dat ze niet meer stil kon blijven zitten (nee hoor, het was een backcountry maaltijd).
Wat omhoog gaat, moet ook weer omlaag
Gedurende de nacht hielden de possums hun eigen olympische spelen, nota bene op het dak van de Fern Burn Hut. Wat een herrie maakten die beesten met het rennen van rondjes over het dak. Gelukkig hebben we desondanks nog behoorlijk goed geslapen. Omdat we -volgens de informatieborden- veel loopuren voor de boeg hadden, liep de wekker lekker vroeg af. In het eerste ochtendlicht (we merken dat het al later licht wordt) liepen we weg bij de Fern Burn Hut. Direct liep de route omhoog. Tussen de tussocks klommen we naar Jack Hall’s Saddle (1275m). Vanaf Jack Hall’s Saddle kregen we een steile afdaling voor de kiezen, maar omdat het een goed pad was, liep de afdaling beter dan de klim. We dachten dat we direct na de afdaling bij de volgende hut zouden zijn. Dat bleek echter niet zo te zijn, na afgedaald te zijn naar 889 meter hoogte, klom de route weer naar een hoogte van 980 meter hoogte. Na nog een kleine rollercoaster van een op en neergaand pad, daalde de route af naar de Highland Creek Hut (848m). Waar we na iets minder dan 3 uur aankwamen.
Na een korte pauze, zijn we om 10:30 uur verder gelopen. De rest van de dag was veel van hetzelfde: van Highland Creek Hut klom de route door de tussocks naar een onbenoemd saddle op 1230 meter hoogte, waar we van onze lunch hebben genoten. Vanaf daar hadden we weer een steile afdaling, die wederom erg lekker liep naar 792 meter hoogte. De laatste meters van de afdaling en de eerste van de klim liepen door een stukje bos, maar al snel lieten we de bomen achter ons: een steile klim met veel zig zags, bracht ons terug naar een hoogte van 1210 meter om daarna weer af te dalen. Dit keer naar een hoogte van 677 meter. Tegen deze tijd voelden we onze knieën behoorlijk, maar dat is niet gek met alle hoogtemeters van vandaag. Gelukkig was het niet ver meer naar Roses Hut (724m), waar we om 16:30 uur aankwamen. Gezien het aantal mensen in de intention boeken die deze route loopt, hadden we gehoopt de hut voor onszelf te hebben, het tegendeel bleek echter waar: al snel liep de hut vol tot er uiteindelijk elf mensen verbleven.
Big Hill
Met een (dode) vogel in de watertank en (levende) muizen in de hut, viel er genoeg te beleven in Roses Hut. Maar door het constante geknabbel van de muizen en de elf mensen die daardoor wakker lagen (en lagen te zuchten en draaien) kwam er van slapen niet heel veel.
Vanaf Roses Hut liep de route gelijk weer omhoog. Via een vrij gemakkelijke klim, zijn we naar Roses Saddle (1270m) geklommen. De afdaling verliep bijna nog makkelijker dan de klim: via de kam van de berg zijn we naar de Arrow River (746m) afgedaald. Vanaf daar konden we gelijk de rivier in, wij hebben nog een heel klein stukje via het officiële pad gelopen. Maar omdat we al door meerdere mensen gewaarschuwd waren dat dit een slecht pad was, zijn we na zo’n 500 meter alsnog afgedaald naar de rivier. De resterende vier kilometer hebben we door de rivier afgelegd, waarbij het water nooit tot boven onze knieën kwam. Af en toe konden we langs de rivier lopen of een bocht afsnijden, maar meer dan eens liepen de paden op de kant dood, waarbij de rivier de enige optie was die overbleef. Na een paar prima, maar alsnog langzame kilometers, kwamen we aan in Macetown. Een oud goedzoekers plaatsje waar tegenwoordig niemand meer woont. Sterker nog, ooit woonden er 200 a 300 mensen, maar wat vandaag de dag resteert zijn twee gerestaureerde gebouwen. In één daarvan hebben we geluncht, nadat buiten lunchen niet te doen bleek (lees: heel veel sandflies die blijkbaar ook wilden lunchen).
Vanaf Macetown zijn we naar Big Hill geklommen. Een berg/heuvel die zijn naam niet echt eer aan doet. Met 1054 meter hoogte is het namelijk één van de lagere bergen van de afgelopen dagen. De klim naar Big Hill was erg makkelijk. Na ongeveer een uur lopen kwamen we boven aan. De afdaling was nog veel makkelijker, maar duurde en duurde maar. Uiteindelijk kwamen we dan toch in Arrowtown uit, waar we onze tent op het Holiday Park hebben opgezet om daarna een burger te eten bij Slow Cut.
Queenstown
Vanaf het begin van de Te Araroa hebben we bepaalde mijlpalen in ons hoofd: het bereiken van Auckland, daarna Wellington en zo ook Queenstown. Met het bereiken van Queenstown laat je de bergen namelijk achter je en heb je nog maar zo’n 300 ‘makkelijke’ kilometers voor de boeg. Oftewel, met het bereiken van Queenstown weet je dat je er nu echt bijna bent. En voor ons is het bijna zo ver: vandaag zouden we in Queenstown aankomen. Maar eerst moesten we nog een kleine 30 kilometer overbruggen om van Arrowtown naar Queenstown te komen. Een route die niet heel bijzonder was: vanuit Arrowtown hebben we de Queenstown Trail gevolgd. Een fiets- en wandelpad tot in Queenstown. Onderweg kwamen we over een golfbaan (waar een grote wedstrijd gaande was, gezien de vele grote schermen en camera’s), langs Lake Hayes (waar je vanwege de vervuiling niet in mag), een schitterend industriegebied vlak voor Frankton, en natuurlijk Lake Wakatipu (één van de grootste meren van Nieuw-Zeeland). Helaas kregen we al deze bezienswaardigheden in een hele lichte miezer te zien (we zijn begonnen met regenjas, maar die kon al snel uit, zo hard bleek het namelijk niet te regenen). De uitzichten waren daardoor niet echt geweldig (en dus hebben we ook niet zo veel foto’s van vandaag). Maar na de nodige uren over grind en asfalt gelopen te hebben, kwamen we dan toch uit in Queenstown. Na alle rust van de afgelopen dagen/weken, was Queenstown gelijk een drukte van belang. Wij hebben onze weg gezocht naar het Holiday Park om ’s avonds maar een keer echt uit eten te gaan (lees: iets anders dan een hamburger) met als toetje een ijsje bij Patagonië. Dat alleen al zou een reden zijn om naar Queenstown te gaan. Wat een lekker ijsje was dat…
0 reacties