Na twee eerdere rondreizen door Namibië en Botswana gemaakt te hebben, stond de Okavango Delta bovenaan op onze bucketlist. Dus het moest er maar eens van komen. De Okavango Delta is de grootste binnenlandse delta ter wereld, een uniek landschap waar ruim 400 vogelsoorten en veel bekende Afrikaanse dieren leven.
Als je naar de Okavango Delta wilt heb je twee opties om er te komen: fly-in safari, met een vliegtuigje naar een lodge om jezelf daar te laten vertroetelen. Hier gaat het echter vaak om prijzen per nacht die verre van goedkoop te noemen zijn. De andere optie is een self-drive. Veel mensen denken dat dit heel duur is, maar dat hoeft helemaal niet. Ja, de auto maakt het duur, maar heb je eenmaal een auto, dan is een self-drive relatief goedkoep te doen, ook in de Okavango Delta.
Om per self-drive naar de Okavango te gaan heb je vervolgens wederom een paar mogelijkheden: 1) Je kunt een auto huren in Johannesburg en naar de Okavango Delta rijden; 2) Je kunt op Maun vliegen (vrij duur) en daar een auto huren; of 3) je vliegt naar Windhoek en huurt daar je auto. Drie prima opties die qua tijd en kosten niet heel veel van elkaar af liggen. Wij hebben zelf onze auto altijd in Windhoek gehuurd maar dat komt omdat wij daar zelf hebben gewoond en iedere keer dat we er komen nog wat vrienden opzoeken. Na het afscheid nemen van vrienden en het inslaan van de nodige boodschappen vertrokken wij weer eens veel te laat uit Windhoek waardoor we pas tegen het einde van de ochtend in de buurt van de grens kwamen. Ruim voordat het donker werd hebben we een camping opgezocht op nog ongeveer een halfuur rijden van de grens. ‘Zoek maar een plaatsje uit’, bleek dat we gewoon de enige gasten waren…
Niet te geloven, zo’n camping in de Kalahari en wij de enige gasten! Tijdens het koken kwamen de Kudu’s dan ook al over de camping gelopen. De volgende dag lag er een volle dag autorijden voor ons.
Eigenlijk zonde dat we zo snel overal voorbij rijden, aangezien de Kalahari waar je doorheen rijdt toch eigenlijk ook best wel heel mooi is. Maargoed, de Okavango Delta lag op ons te wachten. Redelijk ver in de middag kwamen we uiteindelijk aan in Maun: de poort tot de Okavango Delta. Hier moesten (met nadruk op moet) we de auto volgooien met benzine en boodschappen (de komende dagen zouden we daar namelijk geen gelegenheid meer toe hebben. Tevens moesten we in Maud de entreegelden voor de parken nog voldoen. Gelukkig was het nog gelukt om alles voor sluitingstijd af te ronden. Daarna nog even een slaapplekje voor de nacht gezocht net buiten Maun en morgen zijn we er dan echt!
Vanaf Maun rijd je in ongeveer 1,5 uur naar de zuidelijke poort van Moremi National Park (het deel van de Okavango Delta dat je prima met een self-drive kunt bezoeken). Houd er wel rekening mee dat de wegen vanaf hier niet meer in al te beste staat verkeren. Zo zagen wij een ‘klein’ kuiltje het hoofd, de rest van de reis kwam er daardoor zand in plaats van lucht uit het ventilatiesysteem!
In Moremi heb je niet heel veel mogelijkheden om te slapen; er zijn vier campings. Onze eerste camping was Third Bridge, die zoals de naam al zegt, bij de derde brug in het park ligt. Er staat geen hek om de camping, het wild loopt dus ook letterlijk over de camping. Zo zitten de hyena’s in het donker naar je te staren, lopen de nijlpaarden ’s nachts naast de tent te grazen en komen de olifanten ’s ochtends op bezoek om wat te drinken en te eten.
Voor de mensen die denken dat dit lichtelijk overdreven is: nee echt niet! Sterker nog, dit is nog een redelijke understatement: je ziet er bijvoorbeeld zoveel olifanten dat je ze op een gegeven moment gewoon niet meer bijzonder vindt. Al rijdende door het park kom je namelijk hele kuddes kuddes olifanten tegen, maar ook leeuwen, luipaarden, springbokken en giraffen. Maar de Okavango Delta is vooral bekend vanwege de enorme hoeveelheid vogels. Wij hebben daarom vanaf de Third Bridge camping een boottocht gemaakt: zo ervaar je pas echt hoe uitgestrekt de delta is. En als je geluk hebt zie je ook nog krokodillen, nijlpaarden en vogels. Helaas zagen wij alleen maar heel veel ijsvogeltjes. Wat dan wel weer een meevaller was, was dat we voor een uur hadden betaald en ruim twee uur hebben gevaren, waar is het fout gegaan?
Eenmaal weer met beide voeten op vaste grond, hebben we de tocht door Moremi vervolgd. Na Third Bridge zijn we naar de North Gate (Khwai) gereden. Third Bridge en de North Gate campings lijken erg op elkaar, hoewel de plekken bij Third Bridge net iets groter zijn en verder van elkaar af liggen dan die bij de North Gate. Overigens is het aan te raden om deze kampeerplekken vooraf te reserveren, aangezien er maar een zeer beperkt aantal kampeerplaatsen zijn, zijn deze meestal al ruim van te voren (zeker 6 maanden) volgeboekt. Je kunt het er natuurlijk op gokken dat er nog iets vrij is en meestal is dat ook wel zo, maar toch is het zekerder om ze te boeken.
Heb je genoeg proviand mee, dan kun je met gemak een week in Moremi blijven. Wanneer het dan toch echt tijd is om weer verder te gaan heb je verschillende opties: verder naar het noorden (richting Chobe National Park), of terug richting Maun. Weet wel dat als je vanaf de North Gate verder naar het noorden wilt, je door diep water moet rijden. Ons was gezegd dat we door een klein stroompje moesten, prima dat hadden we vaker gedaan: daar aangekomen bleek het een rivier van 30 meter breed te zijn die ongeveer 1,5 meter diep was (ja dit hebben we gemeten door er in te lopen). Zo’n watercrossing is heel erg leuk om te doen, als je het durft! Kijk alleen wel even of je de ramen van de auto niet iets dichter moet doen, dat waren wij dus even vergeten…
0 reacties