Death Valley National Park

Het was ons plan om vanuit Sequoia naar Las Vegas te rijden. Maar hoe: via Bakersfield en Barstow, of toch noordelijk, via Death Valley? Omdat er volgens onze reisgidsen en kaarten niet heel veel bijzonders was in de regio’s van Bakersfield en Barstow, hebben we maar besloten om via Death Valley te rijden, een keuze waar we zeker geen spijt van hebben!

Eenmaal op Highway 190, blijkt al snel waarom er wordt aangeraden om de airconditioning uit te zetten: de temperatuur blijft gestaag oplopen, alsmede de weg. Een flinke bergpas moet worden genomen. Eigenlijk dachten we na de bergpas al in Death Valley te zitten, maar dat was helemaal niet zo. Eerst nog een afdaling, en dan nog een bergpas. Pff… niet gek dat campers vaak in de problemen komen op deze weg. Maar na deze tweede bergpas zaten we toch echt in Death Valley, en dat zouden we weten ook: inmiddels stond de temperatuur namelijk op 116 graden Fahrenheit (47 graden Celsius). Al vrij snel rijd je langs Mesquite Flats Sand Dunes: echte zandduinen zoals je ze in de Sahara zou verwachten. Omdat we al genoeg duinen beklommen hebben in de Namib Desert, hebben we een beklimming in deze hitte maar achterwege gelaten.

Het kan zo warm worden in Death Valley omdat het ligt ingesloten tussen verschillende bergketens. Koude luchtstromen vanaf de Stille Oceaan worden door deze bergen tegengehouden. Hierdoor valt er dus ook nauwelijks regen in Death Valley en is Death Valley de warmste plek op aarde. De hoogste temperatuur ooit gemeten, van ruim 58 graden Celsius was in 2013 in Furnace Creek. Hmm… en daar rijden wij nu dus recht op af! Gelukkig zou het bij ons niet zo warm worden. Slechts 119 graden Fahrenheit (48 graden Celsius) stond er bij ons op de teller, waar hebben we het over…

In de zomermaanden loopt de temperatuur op tot boven de 50 graden Celsius. In juli en augustus ligt de gemiddelde temperatuur zelfs tegen de 50 graden Celsius. Omdat er maar weinig gekken zijn die zin hebben in deze temperaturen, is het er relatief rustig in de zomermaanden. Op de enige camping die open was in Furnace Creek (de andere campings sluiten hun deuren gedurende de zomer), stonden slechts zes andere kampeerders: drie campers van Cruise America (de enige camperverhuurder die het zijn huurders toestaat om campers in de zomermaanden mee Death Valley in te nemen), en drie tentjes. Iedereen had het beetje schaduw opgezocht dat beschikbaar was. Zo ook wij, onze tent (alleen de binnentent) stond onder een boom, met ons er naast: rustig zittend en nog volop zwetend. Gelukkig kon je gratis gekoeld water tappen, weliswaar met een wat vreemde metaalsmaak, maar toch. Drinken, heel veel drinken is namelijk erg belangrijk bij deze temperaturen. Dus allebei een fles in de hand en elke paar minuten een slok water.

Toen het eenmaal donker was, bleek er een geweldige sterrenhemel te zien te zijn. Omdat we alleen onze binnentent hadden opgezet (het zou ’s nachts slechts afkoelen naar zo’n 38 graden Celsius), konden we de sterrenhemel zo bekijken door het gaas van onze binnentent. Een geweldige plek om in slaap te vallen. En ondanks de hitte hebben we eigenlijk best goed geslapen. Wel om de paar uur wakker met een droge mond, dus neem zelfs genoeg water mee naar bed, je hebt het nodig.

Na het ontbijt zijn we verder het park in getrokken. Als eerste zijn we naar Zabriskie’s Point gereden (vernoemd naar de onderdirecteur van een mijnbouwbedrijf dat eind 19de eeuw in Death Valley op zoek was naar borax). Vanaf Zabriskie’s Point zie je rondom een kaal berglandschap. Vervolgens hebben we de Artist’s Drive gereden, door bergen met verschillende kleuren gesteente.

Daarna op naar de Devil’s Golf Course; waar we eerst hard voorbij reden omdat we dachten dat het een echte golfbaan was (wij nog kijken of we mensen zagen golfen), maar toen we de Lonely Planet er nog eens op nasloegen bleek dat dit een grote zoutvlakte is. Dus toch nog maar even gekeerd en een kijkje genomen: bleek inderdaad een zoutvlakte te zijn, bedekt met enorme blokken zouten. Vandaar de uitdrukking dat alleen de duivel hier zou kunnen golfen.

Daarna de weg verder afgereden, op weg naar Bad Water, wat het laagste punt is van het westelijk halfrond, 85,5 meter onder zeeniveau. Leuk dat ze op de rotsen achter Bad Water met een bordje hebben aangegeven wat zeeniveau is, dan krijg je namelijk pas een idee wat 85 meter is. Overigens, wat toch wel apart is, is het feit dat er bij een temperatuur van zo’n 50 graden Celsius dus gewoon water ligt in Bad Water. Dit water is afkomstig uit de bergen ten westen van Death Valley en loopt ondergronds naar het laagste punt van het gebied: Bad Water. Maar omdat het water zo zout is, kan het eigenlijk nergens voor gebruikt worden, vandaar de naam.

Bijzonder is het dan ook dat we net na Bad Water een wilde hond tegenkwamen: waar leeft zo’n beest van, in die hitte?! Ten zuiden van Bad Water heb je overigens niet heel veel bezienswaardigheden meer. Wij hebben nog wel een stop gemaakt bij de Ashford Mill Ruins, maar dat was niet heel bijzonder.

Voor een volgende keer staan de bergen in het westen van het park op het programma, daar schijn je redelijk goed te kunnen wandelen, zelfs met hitte, maar daar zijn wij nu dus helemaal niet geweest. Voor ons was het dus vooral een stop op doorreis naar Las Vegas, en die is zoals hierboven beschreven, prima bevallen. We hebben geen idee wat we gemist hebben door niet via Bakersfield en Barstow te rijden, maar denken een goede keus gemaakt te hebben door via Death Valley te rijden.

Gepubliceerd op zaterdag 16 augustus 2014.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *